Blog: Je weet niet wat je niet weet
Geplaatst op 13 juni 2022
Stel je een Nederlandse tomatenteler voor van 35 jaar geleden. Of een gerberateler, maakt niet uit. Zelfverzekerd, vakbekwaam. De Nederlandse glastuinbouw deed het toen al goed in vergelijking met de rest van de wereld. Maar als je kijkt met de ervaring van nu, dan zou je die telers toe willen roepen: "Het kan beter, jongens!" Wat is er in de tussentijd gebeurd, en wat kan er de komende tijd allemaal nog gebeuren?
De productie ligt tegenwoordig stukken hoger, de energie-efficiëntie is stukken beter, de uitstoot van schadelijke stoffen is enorm verminderd. Assimilatiebelichting, jaarrondproductie, substraatteelt, recirculatie en biologie hebben allemaal bijgedragen aan die ontwikkeling. Maar zijn we nu klaar dan? Nee toch! Maar net als dat die telers van 35 jaar geleden niet wisten wat er nu allemaal mogelijk is, kunnen wij ons moeilijk voorstellen wat we nu nog allemaal kunnen verbeteren.
Veel van de verbeteringen van de afgelopen jaren hadden met hardware te maken. Energieschermen, lampen, warmtebuffers, WKK, rookgasreinigers, steenwolmatten: de kas als productiesysteem is efficiënter geworden. Een belangrijk thema dat tegenwoordig speelt is de vraag hoe we dat efficiënte teeltsysteem het meest efficiënt kunnen gebruiken. Teeltstrategie dus. Geen vast teeltrecept, maar inspelen op de omstandigheden, die elke dag weer anders zijn. Afhankelijk van de stroomprijs en het weer laat je de WKK draaien en zet je de lampen aan. Ook met de CO2-dosering kun je daarmee rekening houden. En wat doe je met de temperatuur als er weinig licht is, of juist veel? En met je schermen? De keuzes die je maakt hebben ook effect op de plantbalans. En andersom ook: de beste beslissingen hangen ook weer af van hoe op dat moment de plantbalans is. Data-gedreven telen, autonoom telen, dat zijn de richtingen waar we het momenteel in zoeken.
Als innovatief bedrijf zitten wij natuurlijk midden in die ontwikkeling. Maar bij het ontwikkelen van onze adviessystemen komen we regelmatig dingen tegen die we nog nooit eerder bij de hand hebben gehad. Een aannemer die al tientallen muren heeft gebouwd kan het werk voor het volgende muurtje vrij precies inschatten. Die luxe hebben wij dan dus niet. Bij het plannen van een klus denk je al snel: "Hoe moeilijk kan het zijn?" Je zou kunnen zeggen: je weet dan nog niet wat je niet weet. Als we er dan mee aan de slag gaan dan blijkt het toch vaak ingewikkelder te zijn dan we dachten. Het wordt dan duidelijk wat er allemaal echt bij komt kijken: we weten dan dus wel wat we niet weten. Je denkt dan wel eens: "Hoe krijgen we dit ooit tot een goed eind?" Dat kan flink stress opleveren. Als de klus afgerond wordt dan is er uiteindelijk toch voor alle uitdagingen een oplossing gekomen. Daarna wordt het routine en gaat het op de automatische piloot.
Innovatie gaat altijd over iets nieuws, iets dat er nog niet is, waar geen ervaring mee is. Vaak kun je dan die vier stappen herkennen. De stappen hebben zelfs namen gekregen. Het is een soort leerproces. Denk maar eens terug aan je eerste autorijlessen. Eerst denk je: "Iedereen kan het, dus hoe moeilijk kan het zijn?" Dat eerste stadium heet: 'onbewust onbekwaam'. Dan, toen je je eerste lessen achter de rug had, viel het flink tegen! Je moest aan alles tegelijk denken, hoe komt dat ooit goed? Je was in stadium 2 gekomen: 'bewust onbekwaam'. Toen je examen deed zat je in stadium 3: 'bewust bekwaam'. Je kon inmiddels rijden, maar kostte het nog steeds wel veel aandacht, Tegenwoordig is het rijden routine geworden. Dat is stadium 4: 'onbewust bekwaam'.
Bij veel van innovaties die er de komende jaren in de tuinbouw gaan plaatsvinden zitten we nu nog in stadium 1: we weten nog niet wat we niet weten. In stadium 2, 'bewust onbekwaam', slaat de onzekerheid toe. Soms moeten we dan niet te stoer willen doen. Je moet onder ogen durven te zien wat je niet weet of niet kunt. Alleen dan kun je leren van de situatie, en leren van anderen die ook door hebben dat het zo werkt. Innoveren doe je het beste samen.
Bron: Fokke Buwalda